De onderwijsneuzen zijn een groep jonge, betrokken mensen die zichzelf en de onderwijswereld een lesje willen leren. Ze kennen elkaar vanuit het netwerk van de Nationale Denktank, maar zijn nu actief op verschillende plekken in het onderwijsveld.

De blinde vlek van bètaprofielen

Onlangs schreef Johannes Visser op de Correspondent een pleidooi voor het cultuurprofiel in het voortgezet onderwijs. Hij stelt dat het aantal leerlingen met een cultuurprofiel daalt. Dat is zonde volgens hem, want ‘geesteswetenschappers ontleden hoe de wereld in elkaar zit’. Bovendien zou een geforceerde keuze voor een natuurprofiel tot een ongelukkige toekomst leiden. Maar zit er niet net zo goed een probleem in de natuurprofielen?

Laten we eerst eens naar de cijfers kijken. Visser verwijst naar CBS-cijfers voor vwo-profielen. Daaruit blijkt inderdaad dat het percentage leerlingen dat louter een cultuurprofiel (C&M) kiest afneemt. Tegelijkertijd neemt het percentage leerlingen dat C&M combineert met het E&M profiel sterk toe vanaf 2009. Zo sterk zelfs, dat ze juist relatief vaker worden gekozen dan voorheen.

Percentage vwo-eindexamenkandidaten met een cultuurprofiel

Bron: CBS.nl

Voor de havo-profielen zien we een ander verhaal. Ook daar markeert het begin van de economische crisis veranderingen in profielkeuze. Niet alleen neemt het percentage leerlingen met louter een cultuurprofiel af, ook het totale percentage leerlingen met een cultuurprofiel daalt tot slechts een derde van het niveau in 2006.

Percentage havo-eindexamenkandidaten met een cultuurprofiel

Bron: CBS.nl

De observatie van Johannes geldt dus met name voor havisten, en niet voor vwo’ers.

Maatschappelijke schade

Toch is het de vraag of het probleem niet ook in de natuurprofielen zit. De invloed van techniek op ons leven wordt alleen maar groter. Dat levert ons veel op – meer voedselproductie, schoner water, langere en gezondere levens. Maar technologie is niet gebonden aan idealen. Zij kan net zo goed worden ingezet om oorlog te voeren of macht te misbruiken.

Ze beschouwden hun werk als amoreel.

Zelfs wanneer je geen slechte bedoelingen hebt, kan de inzet van technologie tot ongewenste en onverwachte effecten leiden. Daar is geen betere illustratie voor dan het recent opgerichte Center for Human Technology. Dit centrum bestaat uit voormalig Facebook- en Googlemedewerkers, en stelt dat veel online technologie verslavend werkt en daarmee hoogkwalitatieve interactie tussen mensen blokkeert. Deze programmeurs zien inmiddels in een blinde vlek te hebben gehad. Een blinde vlek die ze delen met de groep bèta’s die voorafgaand aan de financiële crisis algoritmes bouwde om van de beurzen te profiteren. Tijdens hun werk dachten ze niet of nauwelijks na over de maatschappelijke gevolgen van hun handelen. Laat staan dat ze er vanuit ethisch perspectief op reflecteerden. Ze beschouwden hun werk als amoreel.

Dat is niet vreemd: ze hebben tijdens op school en tijdens hun latere loopbaan niet of nauwelijks hoeven nadenken over ethiek of normativiteit.

Persoonlijke consequenties

De eenzijdigheid van natuurprofielen kent ook persoonlijke consequenties. We weten bijvoorbeeld dat taalontwikkeling het empathisch vermogen kan stimuleren. Met name op de manier waarop dat binnen de geesteswetenschappen gebeurt, zoals via het lezen van fictie. En er zijn meer vaardigheden die binnen natuurprofielen niet vanzelfsprekend worden gestimuleerd, zoals communicatievaardigheid, sociale vaardigheden en het vermogen om in teams te werken.  

Zulke vaardigheden zijn in het leven en op de arbeidsmarkt van groot belang. Zo laat onderzoek zien dat werkgevers juist dit soort soft skills van groot belang vinden. Daarnaast blijken banen die weinig of geen sociale vaardigheden vereisen sneller te verdwijnen dan banen die dat wel doen. De meest robuuste groei in banen bestaat in beroepen die zowel analytische vaardigheden als sociale vaardigheden vereisen, zoals dat van arts.  De mate van emotionele intelligentie verklaart daarnaast een substantieel deel van het verschil in productiviteit tussen teams van technisch opgeleid personeel, zoals Google heeft ondervonden.

Dat roept de vraag op: zijn de natuurprofielen wel compleet zoals ze zijn? Op sommige scholen is er natuurlijk extra aandacht voor samenwerken in projecten, maar is dat voldoende? En ligt de verantwoordelijkheid hiervoor primair in het voortgezet onderwijs, of ook in het hoger onderwijs?

Leren door te doen!